Leer te sterven

‘Sterven is niet iets afschuwwekkends dat je moet zien te ontlopen, dat je zo lang mogelijk moet zien uit te stellen, maar veeleer iets waar je dag in dag uit mee leeft. Daaruit ontstaat een zeldzaam gevoel van oneindigheid,’ schreef Krishnamurti in zijn laatste dagboek. En de schrijver Montaigne zei over het sterven. ‘Bezinning op de dood is bezinning op de vrijheid.Wie geleerd heeft te sterven heeft afgeleerd een slaaf te zijn.’

Sterven voor je sterft: het afrekenen met de angst voor dood voor de werkelijke dood ons komt halen. In tal van spirituele tradities wordt dit proces van het sterven voor je sterft, beschreven als de Kleine Dood, het versterven het ons ego. Afscheid nemen van de angst voor de dood helpt ons leren leven.

Ook volgens de Dalai Lama heeft de menselijke angst voor de dood te maken met de angst voor het leven: ‘We kunnen niet verwachten in vrede te sterven als on­ze levens gewelddadig zijn geweest, of als onze geest voornamelijk wordt beheerst door emoties als woede, ge­hechtheid, of angst. Als we goed willen sterven, moeten we dus leren goed te leven; als we hopen op een vredige dood, moeten we zorgen voor vrede in ons hart en in ons bestaan.’

 

Illusie
Publicist Marcel Messing heeft de verhouding dood-leven prachtig onder woorden gebracht. ‘Onthoud het goed: jij bezit niets. Niets is van jou. Jij bént het al. Wat zou je kunnen bezitten? Wat zou je vast kunnen houden in je handen? Zolang je nog maar iets meent te kunnen bezitten, binnen of buiten je, is er illusie. Liefde zal er niet zijn. Liefde is Leven. Liefde is Licht. Bezit is dood. Dood die voorbijgaat aan het Leven, aan het Licht, aan de Liefde, aan vervulling. Je bent dan een levende dode. Bezitten kun je niets en niemand. Recht heb je op niets of niemand. Geen mens is het bezit van een ander. Dat is geweld. De gedachte alleen al is geweld. Puur geweld. Als je iets van een ander verlangt, is er geen liefde.’

En hoe de dood ons kan leren leven vertelt het volgende verhaal van de Indische mysticus Sadhu Sundar Singh. Hij maakte eens een wandeling in de bergen, met zijn vriend John. De mannen werden overvallen door een sneeuwstorm. Ineens zagen ze verderop iemand vallen en naar beneden glijden. Beide mannen schrokken en overlegden wat ze konden doen. Sundar zei: ‘Wij moeten naar beneden om deze man te helpen’ waarop John antwoordde: ‘Niemand kan dat van ons verwachten. Het is veel te gevaarlijk.’ ‘Als we toch sterven’, zei Sundar ‘dan is het beter te sterven door iemand te helpen, dan alleen maar aan onszelf te denken.’

John, die niet van plan was om te helpen, liep door om te voorkomen dat hij koud werd. Sundar echter ging voorzichtig naar beneden en bracht de gevallen man op een beschutte plek. Door deze inspanning kreeg Sundar het warm en kon daardoor de andere man opwarmen. Hierdoor werden ze beide voor bevriezen behoed.
De volgende dag ging Sundar op zoek naar hulp. Op deze zoektocht vond hij zijn vriend John, levenloos in de sneeuw. Oververmoeid wilde hij waarschijnlijk even rusten, wat hem fataal werd. ‘Door deze gebeurtenis’, vertelde Sundar ‘… heb ik begrepen wat de woorden van de grote mystici betekenen om jezelf weg te geven en te leven uit liefde’.

Het verhaal van Sundar is een verhaal van de ommekeer ten leven. Ook Dorothee Sölle en Albert Schweitzer spreken erover: ‘Als gij moet kiezen tussen het leven en de dood, kies dan het leven.’ De ommekeer ten leven waar Dorothee Sölle over spreekt, laat zich niet zo gemakkelijk vertalen als je bedenkt dat leven en dood twee keerzijden zijn van dezelfde medaille. Toch is het leven sterker dan de dood. Het licht is sterker dan de duisternis. Dit is de centrale boodschap van vrijwel alle religies. Als we dit niet meer mogen geloven, moeten we haast wel in cynisme of in ontsnappingsgedrag ver­vallen. Dan leggen we ons er wel erg gemakkelijk bij neer dat leven en dood, zwart en wit, donker en licht, goed en kwaad, God en Sa­tan, vriend en vij­and, dag en nacht, arm en rijk bij elkaar horen en naast elkaar mogen blijven bestaan.

Zeg niet dat ik morgen zal vertrekken,
want vandaag zelfs kom ik voortdurend aan.

Kijk goed: ik arriveer elke seconde
als een knop aan een lentetak,
als een jong vogeltje met tere vleugels,
dat leert zingen in zijn nieuwe nest,
als een rups in het hart van een bloem,
als een juweel verborgen in een steen.

Ik blijf komen om te lachen en te huilen,
te vrezen en te hopen.
Het kloppen van mijn hart is de geboorte en de dood van al wat leeft.

Mijn vreugde is als de lente, zo warm
dat zij bloemen doet bloeien langs alle paden van het leven.
Mijn pijn is als een rivier van tranen, zo vol
dat zij vier oceanen vult.

Alsjeblieft, noem me bij mijn ware namen
zodat ik al mijn huilen en lachen tegelijk kan horen,
zodat ik kan zien dat mijn vreugde en pijn één zijn.

Alsjeblieft, noem me bij mijn ware namen,
zodat ik kan ontwaken
en de deur van mijn hart open kan blijven,
de deur van mededogen.

Prachtige woorden van de mysticus Thich Nhat Hanh. Spiritualiteit gaat over de oneindige meerwaarde van het leven boven de dood. De dood heeft vele gestalten: oorlog, eenzaamheid en gebrek aan communicatie. Spiritualiteit betekent voor mij dan ook een dam opwerpen tegen cynisme, nihilisme en een houding van laat-maar-waaien. We hoeven ons niet neer te leggen bij de ogenschijnlij­ke zinloosheid van alledag. Het heeft wel dege­lijk zin om je met vrede en gerech­tigheid bezig te houden. Mijn spiritualiteit acht het leven sterker dan de dood. Als de dood je in zijn greep heeft, word je het slacht­offer van onver­schilligheid of word je con­servatief. Dan wil je houden wat je hebt. Als de dood je in de greep heeft, wil je houden wat je hebt. Als je werke­lijk wilt gelven dat het licht sterker is dan de duis­ternis, dat de liefde sterker is dan de haat, heeft dat invloed op de maatschappelijke keuzes die je maakt.

Maar hoe doe je dat dan? Is het mogelijk een spirituele dam op te werpen tegen cynisme en nihilisme? Is het mogelijk het leven en sterven van een mens daadwerkelijk die zinvolle plek te geven zoals Elisabeth Kubler-Ross die bedoeld heeft. Een prachtig spiritueel antwoord geeft de eigentijdse mysticus Marcel Messing: ‘Sterf daarom aan alle beperking. Sterf aan alle tijd. Sterf aan alle ruimte. Sterf aan de illusie van je ik. Sterf aan de schepper van dit alles. De schepper van hemelen en hellen. Kom tot leven in het niet-leven.[…] Steeds is er verandering. Steeds is er wisseling. Energie stroomt, vloeit, valt uiteen, verbindt, klimt en daalt, wer­velt en verspreidt, verschijnt en verdwijnt.’

Maar als deze verhalen waar zijn en zo’n enorme diepe betekenis voor ons hebben moeten de dood dan wel helemaal willen missen? Eric van der Steen en Max Schuchart beschrijven in bovenstaand gedicht de diepste wens van de mens dat het met de dood niet afgelopen is. In onze droom is de dood gestorven en is de aarde zwanger van leven.

Ik droomde dat de Dood gestorven was
en de aarde zwanger ging van gistend leven,
ik zag de spinnen doelloos webben weven
en slangen geeuwend schuiven door het gras.
(en…) Sterf nimmer, Dood, wij kunnen u niet missen,
het zou geen leven zijn, als ‘t leven won,
want gij alleen geeft zin aan alle dingen.