In den beginne was er stilte

De mystici beschrijven de stilte als de plek waar de ziel op adem kan komen, waar ze zichzelf terug kan vinden. De ziel heeft de herademing van de stilte nodig om het verleden door het heden heen te laten incarneren in dat wat toekomst genoemd wordt. Het net rustende verleden maakt plaats voor de nog niet geboren toekomst. Er is een prachtige tekst, een Iers gebed van en onbekende dichter dat al meer dan duizend jaar uit moet zijn. Ik vond deze tekst op tal van sites ware het niet dat een christelijke site de woorden “Jij bent” heeft vervangen door ”God is”. Weer een andere site gebruikt de tekst om de liefde tussen partners te beschrijven. Het is echter veel waarschijnlijker dat het hier om een beschrijving van de menselijke ziel gaat die in de stilte haar bestemming vindt.

Jij bent de Vrede van alle stille dingen
Jij bent de Plaats waar ik schuil voor onheil
Jij bent het Licht dat schijnt in het duister
Jij bent de eeuwige Vonk in mijn hart
Jij bent de Deur die wijd open staat
Jij bent de Gast die binnen wacht
Jij bent de Vreemdeling aan de deur
Jij bent het Roepen van de armen
Jij bent mijn Heer en met Jou kan geen kwaad mij bedreigen
Jij bent het Licht, de Waarheid, de Weg
Jij bent mijn Redder deze dag hier en nu.

In het boek “Mystiek en eros” schreven Anselm Grün en Gerhard Riedl een hoofdstuk over mystiek en transpersoonlijke psychologie. Ze ruimen een uitzonderlijke plek in voor de menselijke LichaamGeest (BodyMind). In hun visie is de ziel de ruimte waarin wij onszelf terug kunnen vinden in de stilte: “Wanneer wij van de gedachten van de transpersonele psycholo­gie weer terugkeren bij de uiteenzettingen van de mystici, dan zien we dat de weg van de mystiek de mens niet alleen naar God, maar ook naar de ware vrijheid toe wil leiden.” En dan volgen die mooie woorden over de stilte: “Wanneer jij in jezelf de ruimte van de stilte ontdekt, waar niemand toegang heeft behalve God, en wanneer jij in deze ruimte je vaderland vindt, dan voel jij je vrij van de macht van de mensen, van de macht van hun ver­wachtingen en eisen, en ook van de macht van je eigen superego, dat jou anders zo vaak veroordeelt en knecht, dat jou devalueert en deprecieert.”

Heiligdom
Mystiek wordt in tal van religieuze tradities gezien als een tempel van de geest, maar dan een tempel die niet ingezet mag worden om de aanwezigheid van het heilige in het lijfelijke te vieren. Grün en Riedl spreken in het boek een erotische taal, maar duiken steeds dieper in de verstilling van het zwijgen, van de stilte waarin de mens zijn eigenheid. Anselm Grün en Gerhard Riedl zien het lichaam als een heiligdom, maar dan als een plaats waar God wil wonen, waarin we ons als mensen geliefd mogen voelen, in alle opzichten. ‘In deze ruimte van het pure zwijgen kunnen je eigen en andermans gedachten niet doordringen, daar ervaar jij God als je ware Bevrijder. God creëert in jou een heiligdom, waar de wereld geen toegang heeft. En in dit heiligdom mag jij je thuis voelen, daar ben je geliefd. Het is een ruimte van warmte en tederheid, van lief­de en barmhartigheid. Vaak merken wij niets van dit innerlijke hei­ligdom, van deze plek van het pure zwijgen. Maar wanneer we de ervaringen van mystici geloven, kunnen wij biddend en mediterend steeds weer iets bespeuren van deze ruimte in ons. En misschien ervaren we ook een ogenblik lang dit pure zwijgen als een ruimte van God in ons. Het is het doel van de transpersonele psychologie om ons te leiden naar deze ruimte van de stilte. Het is het vermogen om helemaal in het nu te zijn, er niet meer over te reflecteren, maar er helemaal in op te gaan, puur bewustzijn te zijn.’

Vogels
Het is eigen aan de menselijke geest om niet in de wereld van de verstilling, de leegte en de stilte te blijven, maar onrustig op zoek te gaan naar de einden der aarde. De tekst die deze zoektocht verwoord is “In den beginne” van vrijmetselaar prof. dr. H.J. Mac Gillavry: “In den beginne, was er niets dat was en niets dat niet was. Een windvlaag bewoog de wateren en zweepte ze op tot golven: en er was leven, beweging, liefde en verdriet. Maar als de wind gaat liggen, plotseling gaat liggen, dan is er daar ineens een stilte over de wereld. En in die stilte rijzen vragen, vragen die als vreemde witte vogels opstijgen uit stilte, steeds dezelfde vragen: Wat brengt de menselijke geest ertoe zich op verre vlucht te begeven? Wat geeft het leven zijn begin en zendt het op zijn weg? Wat brengt ons ertoe deze woorden te spreken en deze vragen te stellen? Wat niet met ogen kan worden gezien maar wat het oog doet zien; wat niet kan worden gedacht, maar wat het denken mogelijk maakt, wat het gras doet ontspruiten en het groene kruid zaad gevend om te zaaien; wat de bronnen zendt naar de beken en al het water vloeit naar zee; wat de maan heeft gesteld voor de vaste tijden en de zon kent de tijd van zijn opkomst.”

Lotusbloem
In het prachtige boek van Mansukh Patel “Op weg met de Bhagavad Gita” staat een prachtige passage over de stilte. Krishna vraagt aan Arjuna om al zijn handelingen op te dragen aan de stilte in hem. Arjuna wilde iets zeggen, maar Krishna was hem voor. “Voordat jij Mij weer vragen gaat stellen, wil Ik je eerst wat nadere uitleg geven. Wat Ik je probeer te vertellen is dat de natuur door middel van iedere levensvorm voortdurend in beweging is. Denk eens aan een lotusbloem die opengaat als de zon opkomt en zich sluit als de zon ondergaat. Is het de zon die deze invloed heeft op de bloem?” Arjuna dacht even na voordat hij antwoord gaf. “Ja, ik denk van wel,” zei hij uiteindelijk. “Maar het is niet de zon, Arjuna.” Krishna’’s blik was levendig en doordringend. “Het is de kracht van de natuur die werkzaam is door middel van de zon. Dezelfde kracht die de zon geschapen heeft.” Hij strekte Zijn arm uit naar de zon om Zijn woorden kracht bij te zetten.

Resultaat
“De invloed die hij uitoefent op de aarde is niet zijn verdienste. Het is zijn dharma om te schijnen, niet om zich zorgen te maken of hij wel goed schijnt en ook niet of alles baat vindt bij zijn gouden stralen.” Krishna liet Zijn blik over de vlakte gaan, terwijl Hij sprak. “Het hele universum is doortrokken van handelen, zo vérstrekkend is de macht ervan. Iemand die wijs is verwacht geen resultaat, hoewel hij ingebed is in een leven van handelen; zijn enige drijfveer is immers om zijn plicht te vervullen ten bate van iedereen. De wijze mens handelt wel, maar hij draagt zijn handelen voortdurend op aan de plaats van stilte in hem. Als hij handelt zonder gehechtheid aan het resultaat, uitgaande van deze innerlijke stilte, is hij volledig vrij in zijn handelen. Tevreden met wat het leven hem geeft, wordt hij niet geraakt door vreugde of verdriet, succes of mislukking. Hij is in alles vrij. Hij is als iemand die zichzelf in het water weerspiegeld ziet, maar weet dat hij niet het spiegelbeeld is; of als iemand die in een boot de rivier afvaart en de bomen op de oever aan zich voorbij ziet snellen, maar zich realiseert dat zij stilstaan.”