Tijd versus tijd: écht wachten
Een rabbi was van oordeel dat het menselijk lijden onduldbaar werd. Hij steeg naar de hemel en klopte aan de deur van de Messias. ‘Waarom talmt u zo lang?’ vroeg hij hem. ‘Weet u niet dat de mensen u verwachten?’ ‘Mij verwachten ze niet,’ antwoordde de Messias. ‘Ze verwachten gezondheid, rijkdom, of rust en kennis. En ook vrede thuis, geluk. Nee, mij verwachten ze niet.’[i]
Toen, zegt men, verloor de rabbi zijn geduld en roep uit: ‘Genoeg! Als u maar één gezicht kunt opzetten, laat het dan onbegrijpelijk blijven! Als u de mensen niet kunt helpen, alle mensen, bij het oplossen van hun problemen, al hun problemen en zelfs de meest onbeduidende, blijf dan waar u bent, hoe u bent. Als u nog niet bevroedt dat u het brood bent voor degene die honger heeft, een stem voor de grijsaard zonder stamhouder, de slaap voor degene die beducht is voor de nacht, als u dat alles nog niet hebt begrepen, als u nog niet hebt ingezien dat elk wachten een wachten op u is, dan spreekt u de waarheid: u bent het niet die de mensen verwachten.’ De rabbi daalde weer af naar de aarde, verzamelde zijn leerlingen en verbood hun te wanhopen: ‘Eerst nu begint het werkelijke wachten.’
Verleden, heden en toekomst zijn wonderlijke fenomenen. Strikt genomen zijn het heel neutrale termen die alleen maar iets vertellen over wat geweest is, wat nog is en wat nog moet komen. Maar het is niet voor niets dat er enorme stapels boeken verschijnen over de kracht van het Hier en Nu, omdat we aan het fenomeen tijd kennelijk magische krachten, in de zin van magische betekenissen en magische energieën toeschrijven. Een van de zinnetjes waar ik de afgelopen jaren het meest van geleerd heb is een citaat dat afkomstig is van Captain Jack Sparrow uit de ‘Pirates of the Carribean’. Ik hoor de stem van Johnny Depp die in de rol van Jack Sparrow is gekropen een inzicht van de filosoof Baruch Spinoza parafraseren: “The problem is not the problem, the problem is how you deal with the problem, do you understand?”
Zo is het ook met de begrippen tijd en ruimte. Alleen al door deze begrippen natuurkundige verschijnselen te noemen – men heeft in de gevestigde wetenschap er een handje van om alles te labelen, wat anders zijn de fenomenen kennelijk niet meetbaar – doet men tekort aan de niet-geconditioneerdheid van de werkelijkheid achter de verschijnselen. “Als je teveel katten houdt,” schrijft Avatar Adi Da Samraj in het boek ‘The Dawn Horse Testament’[ii], dan zul je nooit een vrije vogel zien vliegen. Als je teveel honden houdt, zul je nooit een vrije vogel horen zingen.” Adi Da, zoals hij in het dagelijkse spraakgebruik werd genoemd, beschrijft in dit boek de ‘Undonditional Reality’. De werkelijkheid is volgens Adi Da ‘Unconditional’, omdat ze onafhankelijk is van alle menselijke interpretaties en conditioneringen.
Zoals de werkelijkheid zelf existeert los van menselijke interpretaties en conditioneringen, geldt dat evenzeer voor tijd en ruimte die deel uitmaken van die werkelijkheid. Als we het over de vele honderden interpretaties van tijd en ruimte willen hebben, dan hebben we het dus alleen maar over de manieren waarop wij mensen ze beleven, want over de wijze waarop tijd en ruimte zich voltrekken is wetenschappelijk gezien nog maar heel weinig bekend. En dat heeft alles te maken met de beperkingen van de menselijke geest. De werkelijkheid is non-duaal, de menselijke Mind moet het hebben van tegenstellingen. Ook dat wat we bewustzijn noemen is non-duaal, maar de menselijke geest kan niet zonder de dualiteit.
In het perspectief van de beperkte mogelijkheden van de menselijke mind moet ook het volgende citaat van Ravi Ravindra worden begrepen. “Tijd,” zo schrijft Ravi Ravindra[iii], “is het gemeenste wapen waarover Mara (de dodelijke Verleider) beschikt in zijn strijd iedereen te doen ontwaken uit de hypnotische slaap die wij allemaal leven, met onze begeerten en angsten: de macht van tijd en de betoverende fantasieën die ons wegvoeren uit de realiteit van het eeuwige nu.” In dit citaat komt Tijd er niet zo goed af. Sterker nog: tijd heeft in dit perspectief zelfs demonische trekjes. Dat heeft alles te maken met onze tijdsbeleving: als we weggevoerd worden uit de realiteit van het Eeuwige Nu komen we terecht in de wereld van het Grote Tekort, die ons de wereld om ons heen vanuit schaarste-perspectief doet zien. Er is een Duits spreekwoord dat zegt: ‘Gluck ist das was ich nicht habe’. Met een variant daarop zou je kunnen zeggen: “Tijd is datgene wat ik niet heb’.
Maar we kunnen de tijd ook op een heel positieve manier beleven en waarderen. Ik vond een prachtige tekst van Jeroen Witkam over tijdsbeleving Over inzet, sabbat en meditatie in het Jaargetijdenboek[iv] : “De zevende dag heeft een heel bijzondere relatie met de zes andere dagen, genomen als één geheel. Terwijl de zes dagen bepaald worden door actief bezig zijn, heeft de zevende dag een kwaliteit van rust waardoor de activiteit van de voorafgaande dagen op een hoger plan wordt gebracht. In de rust voltrekt zich iets van een bestemming. We komen op een ander belevingsniveau. In de meditatie is dat heel precies aan te geven. Men spreekt dan van verzonkenheid of – in de zentraditie – van zanmai. (…) Al mediterend komt men terecht op een ander ‘niveau’ waar een andere tijdsbeleving plaatsvindt. De rust die we vinden op dit andere niveau, in deze innerlijke diepte, draagt een kracht in zich die de voltooiing is van onze eigen actieve inzet. Deze voltooiing betekent een hoger (of dieper) niveau van activiteit. Het ophouden met werken en met denken opent ons voor deze hogere (of diepere) werkelijkheid. Pas op dat niveau bereiken we het besef van volkomenheid, van bestemming. Niet alleen voor de mens zelf, maar voor heel de schepping.”
“Het hier en nu is net als vrijheid,” zo schrijft Halbesma in zijn boek, “in de kern net zo direct en levend als de bloedstroom in onze aderen. Vat hebben op het hier en nu is als een bloedprop in de aderen. Het ene veroorzaakt een hartstilstand of beroerte, het andere veroorzaakt een vertekend beeld van de werkelijkheid. Het hier en nu is niet iets om invloed op te hebben. Deze levende werkelijkheid ademt van zichzelf, en een vrij mens ademt letterlijk en figuurlijk mee. Dat men over het hier en nu niet-weet is een waarheid die staat als een huis. Voor een vrij mens is het leven oningevuld. Hij leeft een blanco leven. Dat kan ook niet anders als ideeën en wensen het veld hebben geruimd. Deze mens kan onmogelijk wantrouwend tegenover het leven staan. Het verlangen om iets van het leven gedaan te krijgen, is er niet meer.”